3.3.10

Knokke-Heist bedrogen over ontpoldering Zwin

Burgemeester Lippens is woensdag 3 maart woedend en ontgoocheld opgestapt uit het overleg van de Internationale Zwincommissie op het kabinet van gouverneur Breyne. Op dit overleg werd immers door leidend ambtenaar ingenieur Miguel Berteloot uitdrukkelijk verklaard dat de geplande ontpoldering van het Zwin ingegeven is door milieumotieven, en niet geldt als compensatie voor de uitdieping en gedeeltelijke rechttrekking van de Westerschelde.

Het verband tussen beide plannen werd tot op heden steeds voorgesteld als waren de 120 ha opgegeven Zwinpolder bedoeld als een compensatie voor het verlies van natuurgebied door de Scheldeverdieping. Beide werkzaamheden staan inderdaad beschreven in hetzelfde Verdrag tussen het Vlaams Gewest en het Koninkrijk der Nederlanden betreffende de uitvoering van de Ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium van 21 december 2005. Nieuwe studies hebben inmiddels uitgewezen dat de verbreding en verdieping van de vaargeul geen negatief, maar veeleer een positief effect op de natuur zal teweegbrengen. Sterker nog: een recent arrest van de Raad van State verbiedt dat vogelrichtlijngebieden, zoals de Zwinpolder, in aanmerking komen voor een dergelijke compensatie, omdat deze gebieden al beschermd zijn! Berteloot zei eerder: " De aandacht voor het Zwin komt niet zomaar uit de lucht gevallen. De Internationale Zwincommissie bestaat al sinds 1953", benadrukt ingenieur Berteloot. "In 1987 gaf ze al opdracht aan een Technische Werkgroep om een duurzame oplossing voor de verzanding van het Zwin te zoeken. Er is dus nooit een gebrek aan interesse geweest voor samenwerking tussen België en Nederland. We mogen het Zwinproject terecht bestempelen als een schoolvoorbeeld van de samenwerking tussen de beide landen".

De burgemeester vindt dat de nationale pers dient te weten dat de lokale overheid eens te meer door de hogere overheid met de rug tegen de muur wordt gezet. Alle argumenten zijn goed om ‘de niet te stuiten ambitie van natuurfanaten’ zwaarder te laten doorwegen dan de plaatselijke agrarische belangen.